Toen ik klein was en een keer mee mocht met een verjaarspartijtje naar Bambi in de bioscoop, dacht ik: later, als ik groot ben, dan ga ik hier nog een keer naar toe. Dan ga ik het allemaal onthouden. Zodat ik het in mijn hoofd nog een keer af kan spelen. Later, later als ik niet op schoolreisje ben met een juf die naar de volgende attractie wil, maar zelf naar de Efteling kan, dan ga ik net zo vaak naar de Dansende Waterlelies als ik wil.
Later, dacht ik toen de kinderen klein waren, later gaan we die lánge tocht maken. Dan hoeven we niet na een paar uur al terug omdat de kinderen het niet volhouden. Later, als we niet meer zoveel hoeven te werken, dan gaan we nog keer naar de Himalaya. Dan beklimmen we Mount Everest, als we tijd hebben om te aan de ijle lucht te wennen. Later, later als we niet meer zoveel uren werken, dan. Later.
Vroeger
Vroeger versierden we op Koninginnedag samen met de kinderen hun fietsen, voor de optocht door het dorp. Vroeger stroopten we onze mouwen op, om het overgebleven kinderspeelgoed in dozen te doen en te verkopen op de vrijmarkt. Dan kletsten en dronken we met vrienden en aten ' s avonds samen wat we ieder in huis had voor die dag. Vroeger bespraken we wat we allemaal nog gingen doen. Vroeger wandelden we langs het strand en maakten plannen voor later.
Nu
Nu is het feest. Feest in de natuur, waar alles in bloei staat. Feest voor de mensen, die vrij hebben, door de stad lopen, op terrasjes zitten en van de zon genieten. En feest in onze huiskamer, waar de tuindeuren voor het eerst open staan en het warme licht naar binnen waait. De vogels zingen zo luid dat ze de geluiden van de optocht in de verte overstemmen. Nu besluiten we dat er alleen nog energie is om een zeer beperkt aantal mensen binnen te laten. Dat ’s avonds om acht uur de dag echt voorbij is en Harry aan de nacht begint. Boven speelt zoon M boven sinds weken weer zachtjes op zijn gitaar.
Nu zijn we samen.