Dit zal dan wel ‘de rouw’ zijn. De eerste week na de begrafenis zit er op. Als het zo blijft als nu word ik gek. Het is alsof ik nooit meer zal zingen. Alsof ik nooit meer blij zal zijn en vol van het leven. Nooit meer opstaan met een vrolijk gevoel, met zin in de dag.
Het kan niet, dit is een misverstand. Het kan toch niet dat Harry nooit meer terug komt. Hij is gewoon even naar een andere kamer. Dit kunnen ze niet menen, dit moet een misverstand zijn.
Ik ben in mijn eigen val gelopen. Deze relatie viel mee, deze man was aardig én aantrekkelijk. Hij bleef bij me, ook als ik niet te volgen was, als ik niet opgemaakt was, als ik alleen maar wilde zwijgen, als ik ruzie maakte om niks, als ik migraine had, als ik tien kilo aankwam. Heel langzaam, ongemerkt, ben ik in de val gelopen. Ben ik met heel mijn hart van Harry gaan houden, zonder enige reserve, voluit. En nu doet het zo zeer.
foto's: Wim Vooijs |
Gisteren was een sombere, kille dag. Met z’n drieën thuis. Voor het eerst sinds maanden zonder anderen er bij. Dan wordt het verlies meetbaar en concreet. De helft van mij is opeens weg! Verdwenen! Zomaar foetsie! Alarm! Ons voorbestaan is niet meer zeker! Een kwart van het gezin: plop weg! Een tafelpoot zomaar afgezaagd en de tafel zakt scheef.
Soms lijkt het verlies klein, verwaarloosbaar. Normaal was ik toch ook niet steeds met Harry bezig. Zoveel tijd brachten we nou ook weer niet samen door. Allereerst werkte ik zestig uur per week, waarbij hij nauwelijks tot geen rol speelde. Op zaterdagmorgen liep ik door de Albert Heijn, zonder Harry. Dan kwam ik thuis en stond hij allang langs de lijn bij de A1 om het voetbalteam van de jongens toe te juichen. Dan ging ik met de honden wandelen. Allemaal zonder Harry. Toen miste ik hem toch ook niet de hele dag.
Zoon M zoekt steeds ruzie. Als hij dat voor elkaar heeft, komen daarna de tranen. De wanhoop dat alles zo rot is, alles zo naar voelt, niks meer leuk is. Dat hij steeds misselijk is en hoofdpijn heeft. Geen zin meer heeft om zijn vrienden te zien. Die zijn alleen maar vrolijk, terwijl hij het zat is om te doen alsof hij vrolijk is.
Het zoeken. Ik raak iets kwijt, waarvan ik rationeel weet dat het niet weg kan zijn. Mijn bankpas had ik nog, ’s middags, het abonnementsgeld van de Volkskrant overgemaakt. Daarna niet meer de deur uitgeweest. Toch is de bankpas verdwenen. Zoeken, zoeken, zoeken. Op alle plekken waar de pas normaal ligt. Nergens te vinden. Dan komt het ongeloof. Twee cognities naast elkaar. De bankpas kan niet weg zijn. Toch is ie niet te vinden. Een leeg gevoel, een gevoel van overweldigende onmacht. Hoe is het mogelijk, dat iets dat als het ware onder handbereik is, niet gevonden wordt.
Zoeken, zoeken, zoeken. Ik ben iets kwijt en kan het niet meer vinden. Acceptatie? Hoe zou ik dat ooit kunnen. Ik wil hem terug.
Zoeken, zoeken, zoeken. Ik ben iets kwijt en kan het niet meer vinden. Acceptatie? Hoe zou ik dat ooit kunnen. Ik wil hem terug.