maandag 25 juni 2012

De rouw




Dit zal dan wel ‘de rouw’ zijn. De eerste week na de begrafenis zit er op. Als het zo blijft als nu word ik gek. Het is alsof ik nooit meer zal zingen. Alsof ik nooit meer blij zal zijn en vol van het leven. Nooit meer opstaan met een vrolijk gevoel, met zin in de dag.



Het kan niet, dit is een misverstand. Het kan toch niet dat Harry nooit meer terug komt. Hij is gewoon even naar een andere kamer. Dit kunnen ze niet menen, dit moet een misverstand zijn.

Ik ben in mijn eigen val gelopen. Deze relatie viel mee, deze man was aardig én aantrekkelijk. Hij bleef bij me, ook als ik niet te volgen was, als ik niet opgemaakt was, als ik alleen maar wilde zwijgen, als ik ruzie maakte om niks, als ik migraine had, als ik tien kilo aankwam. Heel langzaam, ongemerkt, ben ik in de val gelopen. Ben ik met heel mijn hart van Harry gaan houden, zonder enige reserve, voluit. En nu doet het zo zeer.

foto's: Wim Vooijs


Gisteren was een sombere, kille dag. Met z’n drieën thuis. Voor het eerst sinds maanden zonder anderen er bij. Dan wordt het verlies meetbaar en concreet. De helft van mij is opeens weg! Verdwenen! Zomaar foetsie! Alarm! Ons voorbestaan is niet meer zeker! Een kwart van het gezin: plop weg! Een tafelpoot zomaar afgezaagd en de tafel zakt scheef.
Soms lijkt het verlies klein, verwaarloosbaar. Normaal was ik toch ook niet steeds met Harry bezig. Zoveel tijd brachten we nou ook weer niet samen door. Allereerst werkte ik zestig uur per week, waarbij hij nauwelijks tot geen rol speelde. Op zaterdagmorgen liep ik door de Albert Heijn, zonder Harry. Dan kwam ik thuis en stond hij allang langs de lijn bij de A1 om het voetbalteam van de jongens toe te juichen. Dan ging ik met de honden wandelen. Allemaal zonder Harry. Toen miste ik hem toch ook niet de hele dag.

Zoon M zoekt steeds ruzie. Als hij dat voor elkaar heeft, komen daarna de tranen. De wanhoop dat alles zo rot is, alles zo naar voelt, niks meer leuk is. Dat hij steeds misselijk is en hoofdpijn heeft. Geen zin meer heeft om zijn vrienden te zien. Die zijn alleen maar vrolijk, terwijl hij het zat is om te doen alsof hij vrolijk is.

Het zoeken. Ik raak iets kwijt, waarvan ik rationeel weet dat het niet weg kan zijn. Mijn bankpas had ik nog, ’s middags, het abonnementsgeld van de Volkskrant overgemaakt. Daarna niet meer de deur uitgeweest. Toch is de bankpas verdwenen. Zoeken, zoeken, zoeken. Op alle plekken waar de pas normaal ligt. Nergens te vinden. Dan komt het ongeloof. Twee cognities naast elkaar. De bankpas kan niet weg zijn. Toch is ie niet te vinden. Een leeg gevoel, een gevoel van overweldigende onmacht. Hoe is het mogelijk, dat iets dat als het ware onder handbereik is, niet gevonden wordt.
Zoeken, zoeken, zoeken. Ik ben iets kwijt en kan het niet meer vinden. Acceptatie? Hoe zou ik dat ooit kunnen. Ik wil hem terug.



maandag 18 juni 2012

Missen

Gisteren huilde ik om alles dat Harry moest doorstaan. Om het slangetje door zijn neus en keel. Om de angst dat er weer iets fout zou gaan met de apparatuur. Om zijn handen die zo moe, zo ontzettend moe op het dek voor hem lagen. Om de honger die hij had. Om zijn magere lijf, met de portacat. Om de benen die hij niet meer zelf kon optillen.
Vandaag gaat de huilbui over het missen. Missen doe ik op allerlei manieren. De fysieke aanwezigheid van iemand met wiens lijf je alles kunt doen wat in je opkomt. Tegen hem aankruipen, op schoot klimmen, aaien, haar door de war doen, in zijn armen gaan liggen, stoeien, naar toe lopen, tegen aan gaan staan, je van afkeren, koffie geven, verwennen, iets lekkers voor maken, schone kleren geven, ongebreideld naar kijken,  naar zijn handen, zijn oren, zijn benen, zijn voeten, zijn billen, zijn borst, zijn nek, zijn ogen.

En dan precies weten hoe het is om dat aan te raken. Iemands stem zo goed kennen dat je precies weet wat hij voelt en bedoelt en denkt, zich afvraagt, heeft gevonden en straks gaat zeggen.
Dat als het lijf weggaat, voor een kop koffie bij een vriend, een dag werken, twee uur hardlopen, een boodschap, het ook straks weer terugkomt. Het bij je hoort, zoals het hek van je huis, zoals de deur van de keuken, zoals je trouwring aan je vinger, zoals het rapport van je kind, zoals de foto’s van vroeger, zoals het ‘sochtend weer licht wordt.

 



Missen van zijn vertrouwde regelmaat, die de ochtend structuur gaf. Wat staat er op je programma vandaag? Hoe laat ben jij thuis? Vang jij dan de kinderen op en begin je met het koken? Denk je aan de inschrijving voor Michiel? Dag liefste, kus.

Missen van de vaste zondagochtendwandeling. Tijdens het ontbijt, als de kinderen uitslapen, samen luisteren naar Vroege Vogels van de VARA, gniffelen over de geitenwollen-sokken-botaniseertrommeltjes types die bellen naar de fenolijn. Moeilijkste vraag: Waar gaan we lopen vandaag? Koffie drinken op een terrasje of restaurantje, Baarn, Austerlitz, Lage Vuursche.

Precies kunnen zijn zoals ik me voelde. Kunnen praten en zwijgen, alles kunnen zeggen. Luisteren naar wat hij zegt (en ik net dacht).  Boven de wasmachine horen zoemen die je niet zelf hebt aangezet. Samen koffie drinken.

Ik voel me zwaan zonder vleugels. Ik voel me geamputeerd. Ik mis hem zo.


 

maandag 11 juni 2012

Aangekomen



Harry is aangekomen bij zijn huis in de bergen.

Het staat op een prachtige plek. De lucht is er ijl en puur. Geuren van kruiden vermengen zich met kleuren van bloemen. Bloeiend gras raakt nevels die langs de bergwanden oplossen.

Langs die hellingen lopen onze herinneringen. Aan lange tochten naar verlaten berghutten. Omzwervingen met de kinderen, schuilen voor een onweer dat ons overvalt, een boterham met kaas eten in de zon. Een verlaten en vervallen dorpje vinden, slaperig tussen oude bomen verstopt. Een stroompje volgen en beloond worden met de ontdekking van een waterval die uitmondt in een meertje.

Gisteren heeft Harry een deel van het pad bereikt waar ik niet kon gaan.

Op 11 juni om 11.30 uur is Harry overleden

Het huis is klaar. Er is daar een berg hooi, waarin hij heerlijk is gaan liggen.  Op de toppen van de bergen in de verte ligt eeuwige sneeuw.



zondag 10 juni 2012

Spelletje

Er stond een geraamte in ons biologielokaal op de middelbare school. Daarvan zei men dat het van een echt mens was. Dat maakte het geraamte een beetje eng. Hoewel dat over ging nadat we alle botten moesten leren. Spaakbeen, sleutelbeen, ellepijp.

Harry is er nog steeds, tot verbazing van menigeen die zag hoe de pomp onophoudelijk zijn maag leegpompt. Net als een hongerstaking is dit blijkbaar lang vol te houden. We hebben zelfs een topweek achter de rug. De Ad6 werd vorige week gereden, met een enorme opbrengst van maar liefst 28,5 mln. Harry leefde er van op. Zou dat alle energie zijn geweest die daar op die berg aan de strijd tegen kanker werd gewijd?
 In het begin van de ziekte, een week nadat de diagnose hadden gekregen, fietsen we samen door de binnenstad van Utrecht. We parkeerden onze fietsen aan de voet van de Dom. Harry wierp een blik omhoog en zei: ‘Zal ik er vanaf springen?’ Toen ik hem aankeek zag ik dat hij serieus was. Waanzin natuurlijk. Wie springt er van een flat – of van de Dom. Honderden stenen treden op een wenteltrappen en dan buiten komen. Griezelig, zo hoog. Een paar stappen naar voren, een been over een hekwerkje heen en je valt 100 meter naar beneden. Paar seconden vrije val en dan lig je onder op het plein.
Daar stonden we onder de Dom, hand in hand. Als ik toen had geweten waar we nog doorheen moesten, zou ik Harry dan zo beslist hebben meegetrokken het cafeetje in?
Pijn, misselijkheid, wachtkamers, injectienaalden, honger, angst, honger, verdriet, honger, doodgaan. Na de mooie momenten die er geweest zijn, een goed samenzijn, elkaar vasthouden, tranen delen, samen foto’s kijken van de kinderen, is er nu veel ellende.

happier days

Spelletje met Het Lot.
Heb jij voor mij, van de ´Leuke dingen in het leven´, de ´vakantieplannen´?
´Nee, die heb ik niet. Jij bent.
‘Okee. Laat me eens zien. Uit de serie ´Ziektes en Ellende´, de ´incontinentie´? ‘Ja. Alsjeblieft. ‘En de ´ doorligwonden ´? Ja? Dan heb jij ook vast de ´constante pijn’!
Kwartet.



Harry leeft nog steeds. Maar hij is zo mager. Spaakbeen, ellepijp. Hij komt niet meer uit bed en praat langzaam, met dubbele tong, niet altijd verstaanbaar. Hij kan niet meer zelf zijn benen verleggen, noch de dekbedden verplaatsen. Soms is hij in een andere wereld, in een droom, niet te volgen voor ons, de achterblijvers. Maar als hij wakker is, dan is Harry nog steeds Harry. Uithoudingsvermogen zoals we dat van hem kenden. Zo lief. Zo goed van humeur. Hij klaagt niet. En geeft zoveel waardering en liefde.

Ik denk aan 9/11, de brandende Twin Towers. Daar sprongen sommige mensen liever dan dat ze wachtten op wat er nog komen ging. Het is diep ellendig om deze ziekte te hebben. Wat een rotmanier om te sterven. Om te moeten zien hoe je partner langzaam verhongerd. Toch ben ik blij dat Harry nog niet gesprongen is. We klimmen even door.




zondag 3 juni 2012

Samen

Gisteren leegde ik de brievenbus. Het is een feest om zulke mooie kaartjes te krijgen, met daarop zoveel lieve woorden. Op alle kaartjes stond naast wensen voor Harry ook nog iets voor mij.
Kanker heb je samen. Vanuit de Alpe d'HuZes komt deze hartenkreet, die ik inmiddels volledig kan onderschrijven.  Kanker haalt in een relatie voor beiden alles overhoop, zet een streep door je gezamenlijke rekening, duwt je beiden in een medische molen en werpt je samen in een emotionele achtbaan.
Tegelijkertijd drijft kanker ons als een wig uit elkaar. Harry's lot leidt zonder veel verdere omwegen via pijn en verhongering naar de dood, dat van mij naar zorgen om, zorgen voor en een toekomst zonder Harry.



Terwijl Harry dieper wegzakt, zit ik naast hem en probeer het lijden zo veel mogelijk te verlichten. Soms zou ik vreselijk graag een keer te veel drinken, kleren kopen in de stad, in de zon liggen, te laat doorwerken, een boek lezen, een heftige discussie voeren, uit mijn dak gaan. Alleen om even niet meer te hoeven denken aan deze ellende. Even verlost worden uit een nachtmerrie die maar doorgaat en doorgaat en steeds nieuwe verschrikkingen brengt. Toch is er geen plek waar ik liever zou zijn dan hier.

Op de curve van de ziekte die ons langzaam naar beneden brengt, passeren we een topje. Harry is er nog steeds. Hij kan nu soms een half uur achter elkaar zijn ogen open houden. Het vorige dalletje bracht paniek. Waar het volgende dalletje ons brengt, daar denk ik nu niet over na. Hoeft ook niet, dat zien we vanzelf.


Hij valt steeds weer in slaap
Kan zichzelf niet warm houden
Maar ik hou van hem

Zie kale plekken op zijn hoofd
De handen dik en gezwollen
Het lijf is vel over been
Hij weegt nu minder dan ik

Hij ruikt niet meer als zichzelf
Er loopt slangetje uit zijn neus 
Zijn stem klinkt als van een oude man

Hij wil zich nog overal mee bemoeien
Maakt me nog steeds complimenten
Wil zich omdraaien in zijn bed
Maar heeft daartoe de kracht niet meer

We kunnen niet meer samen eten
Niet meer wandelen met z'n tweeën
Nooit meer dromen in elkaars armen