maandag 20 augustus 2012

Lieve Harry

Ik mis je zo, ik mis je Harry. Ik mis je in zoveel dingen, die hele persoonlijke Harry-dingen. Zoals je altijd aandacht had voor de gewassen op de velden.
Hoe ver het was met de groei en wanneer de oogst binnengehaald zou worden.

Er zijn nu al die mensen, al die mensen om me heen. Dat is fijn, wat zou ik zonder hen moeten. Maar soms wil ik alleen met jou zijn, zoals vroeger. Dan stond je achter me als ik aan het bureau zat en legde je armen om mijn hals. Je masseerde mijn nek en luisterde naar mijn verhalen.
Dan zei je iets waarover ik al een tijdje aan het denken was. Of ik benoemde jouw gedachten. Brak ik mijn hoofd op de vraag: betekent dit dat ik telepatisch ben of is Harry het? Het antwoord daarop is dat we beide in een zelfde soort modus bewust waren. Dan gaat alles gelijk op. Dan is er zoveel synergie dat het leven met elkaar vrijwel vanzelf loopt en je zo verbonden bent dat woorden niet echt meer nodig zijn, maar wel prettig.
   
Je was zoveel voor mij.
Je was mijn redding
En mijn anker
En mijn minnaar
Maar ook kritisch oog
Ook lastige man
Man, over de voetbaluitslagen
Man, die altijd sport en daar niet zonder kan
Man, met kleren die altijd problemen gaven, waar je niks mee had

Ik weet alles van je
Hoe je van de bergen hield
Je kennis over in de bergen lopen
Inspanningen plegen en dat realistisch volhouden
Je leerde mij dat allemaal 
Je steunde mij ALTIJD
Je hebt me zoveel gegeven
En ik heb je niet genoeg teruggegeven
Ik weet dat je dat ontkent
Maar ik vind het zelf wel

De laatste avond van jouw leven zei ik: ``Ik hou van jou”. “Dat zeg je toch niet alleen om mij he” zei je. Vroeger was ik namelijk niet zo kwistig met ‘Ik hou van je’s. Maar ik zei het wel steeds vaker tegen je, voordat je ziek werd. Daar was ik blij om. Het is belangrijk om af en toe elkaar te vertellen dat je van de ander houdt.
Je had zoveel liefde te geven. Jaren lang,'s ochtends bij het wakker worden, was het eerste wat je deed: mij kussen. Ik had daar nauwelijks tijd voor. De dag was begonnen, hup! Aan de slag. Maar jij deed het altijd. Je nam er de ruimte voor.
Nu kijk ik naar het filmpje waarin je zegt wat liefde voor jou is.
Je kende me zo goed, je hield oprecht zo veel van me. Echt ontzettend veel. Ik zag mezelf door jouw ogen en dat beeld maakte me gelukkig, rijk.
De eerste persoon in jouw leven. Je zag me, je kende me door en door, en toch was ik de belangrijkste persoon in jouw leven. Dat gaf me de mogelijkheid om langzaam te gaan geloven in mezelf.

Harry, ik wil gewoon even bij je zijn.
Bij jou, die voor mij is wat ik voor jou was, de belangrijkste persoon in mijn leven.
En je leeft voort. Je staat weer achter me en legt je armen om mijn hals. Je masseert mijn nek en luistert naar me.
Ik wil niet bij jou weg. ik wil nooit bij jou weg. zullen wij voor altijd bij elkaar blijven?
Voor altijd.
Ook ik ga lekker (een keer) dood.
Soms zou ik het wel willen, nu al. Ik zou het verwelkomen. Maar dat kan niet, twee kinderen om er voor te zijn.
(Gelukkig lees ik dat dit soort gevoelens bij rouw normaal zijn. Ik wil niet dood, ik wil naar jou toe. En jij bent dood. Waar ben je?)

De kloof tussen leven en dood is minder groot dan we denken.
Je bent er nog, iets van jou is er nog. Zit het in mij of is het buiten mij? Ik kan het niet zeggen. Maar je bent er. Dat is genoeg.
Ik heb je gemist.
Kun je mij vergeven? Voor alle onhebbelijkheden tegen jou? Dat ik af en toe snauwde om niks?
Dat ik soms ongeduldig je kus bij het opstaan weerde?
Voor dat ik niet altijd naast je bed heb gezeten toen je ziek was, maar de vloer ging dweilen. Het balkon schoonmaken, als er weer zo’n zuster met je bezig was. Waar jij liever ook niet mee geconfronteerd werd. Dat je dan wilde dat ik er bij was maar ik dat niet altijd deed.
Mijn gezeur.
Over al die mensen die hier maar binnen kwamen en koffie moesten en beleefd bezig gehouden moesten worden.
Je was dan iemand die zich liet leiden door de inbreng van de verpleegkundige. De autoriteit die je die mensen verleende.
Maar MIJN Harry kwam altijd weer tevoorschijn.

Jouw knop is omgezet. Je bent dood. Je zijn is gestopt. Maar je bent er nog, in mij. En omdat de binnen- en buitenwereld op veel meer plekken verbonden zijn en dus sterker samenhangen dan we ons realiseren, daarom ben je niet weg. Ik voel je nog. Niet altijd, maar bij vlagen bén je er echt. Er is alleen geen Harry meer om dat buiten mij, los van mij, te bevestigen. Ik kan geen nieuwe informatie meer over je krijgen, want je bent er niet meer. Maar ik heb jou gezien zoals je was. Ik kan levensecht beeld schetsen. Het is als de toverij van Harry Potter. Ik breng je tot leven.  
We zijn voor eeuwig verbonden

Ik hou van je.